+31 (0)10 71 44 600 info@inigo.nl

Een samenwonend stel bezit een pand dat is gesplitst in een boven- en een benedenwoning. Zij wonen samen met hun twee kinderen van 6 en 8 in de benedenwoning, en hebben de bovenwoning aan een echtpaar (vijftigers) verhuurd. Op een gegeven moment verbreekt de relatie van de eigenaren. De vrouw gaat tijdelijk in een andere woning wonen, maar die is erg klein. De dochter moet bij haar op de kamer slapen, en er moet een betere oplossing worden gevonden.

Omdat de eigenaren nog wel goed met elkaar overweg kunnen, komen ze tot de slotsom dat het ideaal zou zijn wanneer hij in de bovenwoning zou gaan wonen, en zij beneden. De kinderen kunnen hun eigen kamers houden en toch zo vaak bij hun vader zijn als ze maar willen. Ze vragen het echtpaar om de bovenwoning te verlaten. Het echtpaar verzet zich echter; ze willen wel weg maar pas als ze in aanmerking komen voor een 55+woning. Daarvoor kunnen ze geen termijn toezeggen. Overleg volgt maar ze komen er niet uit.

Merijn de Jong legt namens de woningeigenaren het geschil voor aan de kantonrechter. Hij brengt naar voren dat de eigenaren zich kunnen beroepen op de wetbepalingen over ‘dringend eigen gebruik’, en dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Het echtpaar kan andere woonruimte krijgen en de eigenaren hebben hun een verhuiskostenvergoeding aangeboden.De kantonrechter geeft het echtpaar nog een half jaar om andere woonruimte te vinden, en beëindigt de huurovereenkomst. De eigenaren kunnen weer over hun eigen woning beschikken.

De uitspraak van de kantonrechter vindt u hier.